Dorothy Iannone
'Toen ik in 1967 voor het eerst naar Duitsland kwam, bood Hansjörg Meyer me een tentoonstelling aan in zijn galerie in Stuttgart. In die tijd had ik kleine uitgesneden houten figuren gemaakt van iedereen die ik maar kon bedenken, van over de hele wereld, van alle tijden en plaatsen en levenswijzen. Ik heb er altijd plezier aan beleefd om in mijn onschuldige (zijn ze niet onschuldig?) afbeeldingen van mensen de geslachtsdelen op te nemen – een plezier waarvoor ik, wat me verbaasde maar ik gewillig deed, een hoge prijs heb moeten betalen. De eerste dag na de opening kwam de politie en nam de hele tentoonstelling in beslag, die naast de uitgesneden figuren ook zeer gedetailleerde olieverfschilderijen bevatte waarin men inderdaad op zoek moest naar een erotisch element. De politie nodigde vervolgens stilletjes verschillende professoren en kunstcritici uit om te bepalen of het werk al dan niet pornografisch was. Later vernam ik dat alle kunstrechters, zonder uitzondering, hadden verklaard dat mijn werk niet pornografisch was en tot een oude kunsttraditie behoorde. En dus kreeg Hansjörg Meyer de expo op de laatste dag van de tentoonstelling terug en hij hing alles energiek en ontroerend opnieuw aan op de muren, voor nog één namiddag in Stuttgart. Hij vertelde me later dat er die laatste dag enkele ambtenaren van de rechterlijke macht onder de galeriebezoekers waren. Als het werk pornografisch was bevonden, zou het voor honderd jaar in ondergrondse kluizen zijn opgeborgen, waarna het aan mij zou zijn teruggegeven.'
Dorothy Iannone, uit Dorothy Iannone: Censorship And The Irrepressible Drive Toward Love and Divinity, 2014